Dyscalculie

Dyscalculie is de verzamelnaam voor hardnekkige problemen met rekenen en wiskunde. In vergelijking met de term dyslexie is het begrip dyscalculie nog tamelijk onbekend. Daarnaast verschillen deskundigen op dit moment nogal eens van mening over wat er onder dyscalculie moet worden verstaan. Een eenduidige afspraak over het begrip ontbreekt vooralsnog. Het woord dyscalculie komt uit het Grieks. Letterlijk vertaald betekent het "niet kunnen rekenen", zoals dyslexie "niet kunnen lezen" betekent. Maar niet alle problemen met rekenen noemen we dyscalculie, zoals we ook niet alle problemen met lezen en spellen tot het begrip dyslexie rekenen. Vaak spreekt men van dyscalculie als een leerling met rekenen onverklaarbaar veel slechter presteert dan op grond van zijn of haar leeftijd, scholing en intelligentie mag worden verwacht. Men heeft het dan over een discrepantie tussen de mogelijkheden (de intelligentie) van een leerling en zijn uiteindelijke prestaties bij een bepaald vak (of bij een aantal vakken).

In navolging van de definitie van dyslexie zouden we de term 'dyscalculie' kunnen gebruiken als het gaat om:

  • een hardnekkige problematiek
  • waar betrekkelijk weinig verbetering in komt door uitsluitend extra oefening, d.w.z. uitsluitend herhaling van reeds eerder foutief gemaakte sommen en opgaven, of anders gezegd: 'veel van hetzelfde'
  • te maken heeft met een (deels motorisch) automatiseringstekort.

De ontwikkelingsstadia en dyscalculie

De ontwikkeling van ruimtelijke orientatie begint bij een baby vanuit het eigen lichaam in contact met de omgeving. Begrippen als ver en dichtbij ontwikkelt een kind al vanuit de wieg. Rond een jaar (als het rechtop gaat staan) ontwikkelt het kind begrip voor boven en beneden. Naarmate het kind de wereld verder gaat onderzoeken, komen met ongeveer 5 jaar de begrippen links en rechts. Tussen zijn 5e en 10e jaar leert het afstanden, tijd, en snelheid schatten. Aanvankelijk ziet het jonge kind alleen nog maar details. Vanaf het 2e jaar krijgt het oog voor gehelen en dan begint zich ook het begrip van de verschillende dimensies te ontwikkelen zoals lengte, breedte, hoogte en diepte. Deze ontwikkeling loopt bij een kind met problemen in de ruimtelijke orientatie veel minder snel, en ook minder volledig. Deze kinderen leren vaak wel veel visuele details waar te nemen, maar ze kunnen die details niet als een beeld onthouden. Het gevolg is dat ze van allerlei situaties geen innerlijk beeld kunnen ontwikkelen, waardoor ze er ook geen geheugen voor op kunnen bouwen.

Dat vormt de oorzaak hun onvermogen om zich ruimtelijke situaties "voor de geest te halen", ze te visualiseren: ze kunnen de beelden niet uit het geheugen oproepen.

Ruimtelijke informatie moet bij deze kinderen dus op een andere (omslachtige) manier worden onthouden. Soms hebben kinderen om heel andere redenen problemen met ruimtelijke begrippen: ze kunnen ook moeite hebben met het benoemen van links en rechts, boven en onder, etc.. Dat komt dan veeleer voort uit problemen met het inprenten van willekeurige afspraken. In dit kader liggen er verbanden met dyslexie en bij voorbeeld het leren van notenschrift bij muziek.

Naast het inzicht in de fysieke ruimte kan een kind met deze problemen het inzicht missen in de temporele ruimte, d.w.z. het verleden en heden en in de sequentiele ruimte, d.w.z. de volgorde van gebeurtenissen. Kinderen die daar mee worstelen hebben vaak moeite om de tijd goed in te schatten. Ze komen vaak te laat, hebben moeite met begrip van de klok, de dagen, de maanden, etc.. Verder kunnen ze moei-te hebben om "procedures" te onthouden. Vaardigheden waarbij dat nodig is, zoals wassen en aankleden, leren ze daardoor minder gemakkelijk. Zulke handelingen kosten het kind meer tijd en moeten door extra oefening worden ingeslepen en geautomatiseerd. Bij een aantal kinderen gaat het probleem met de ruimtelijke ori�atie samen met motorische problemen en / of visueel-motorische problemen. We zien dan dat kinderen zich uiterst onhandig bewegen in de ruimte, veel omgooien (de hand was er al) en overal tegenaan stoten. In een dergelijk geval spreken we van dyspraxie. Kinderen die hiermee te kampen hebben, overkomt vaak "rare" ongelukjes. Bij deze kinderen is het dus een eerste vereiste de motorische ontwikkeling en ook de visueel-motorische ontwikkeling onder de loep te nemen. In dat kader is een onderzoek door een kinderfysiotherapeut, motorisch remedial teacher, functioneel optometrist of visueel-motorisch therapeut een eerste vereiste.

Rekening houdend met de gegevens uit een dergelijk onderzoek kan de remedial teacher aan de slag ter voorkoming van nog grotere problemen op het vlak van de rekenontwikkeling.

 

Kenmerken van dyscalculie

Onderstaand treft u de kenmerken van dyscalculie voor kinderen in het basis- en speciaal basisonderwijs.

Kenmerken van dyscalculie
Als u denkt dat uw kind dyscalculie heeft, kunt u dit herkennen aan een aantal zaken.
De leerling:
• gebruikt simpele procedures (blijft bijvoorbeeld lang op de vingers tellen in plaats van te werken met clusters van getallen; 5, 10, 100 etc.)
• maakt veel fouten in een stapsgewijze aanpak
• heeft problemen met de volgorde van de te nemen stappen bij een bepaalde strategie
• kan geen associaties maken met eerder opgedane kennis
• heeft problemen met de plaats van getallen
• maakt veelvuldig omkeringen van getallen
Verder zijn er een aantal algemene problemen bij kinderen met leerstoornissen te herkennen:
• trager tempo
• een ongunstig aanpakgedrag: een passieve of impulsieve aanpak
• een minder goed werkend korte-termijngeheugen
• een minder efficiënt gestructureerd lange-termijngeheugen
• problemen met het vasthouden van de instructie
• problemen om snel de essentie van een opdracht te doorzien
• minder flexibiliteit in het overschakelen van het ene naar het andere niveau
• moeite het eigen werk te controleren en te reflecteren op eigen werk
• emotionele problemen, bijvoorbeeld faalangst

Kenmerken van dyscalculie per leeftijd
Per leeftijdsgroep zijn er verschillende signalen die kunnen duiden op (aanleg voor) dyscalculie bij kinderen.
Kleuters
In de onderbouw van de basisschool (groep 1 en 2) wordt veel aandacht besteed aan getalbegrip en andere aspecten van voorbereidend rekenen. Gesproken wordt ook wel van 'ontluikende gecijferdheid'.
Getalbegrip
Getalbegrip bestaat uit een aantal aspecten waaronder vergelijken (groot-klein, hoger-lager etc.), ordenen (van klein naar groot etc.) en tellen.
Rekentaal
Bij voorbereidend rekenen gaat het verder onder andere om het kennen en kunnen gebruiken van begrippen die bij rekenen belangrijk zijn zoals: voor, achter, links, rechts, morgen, gisteren, zwaar, licht, vol, leeg, meer, minder. Dit wordt ook wel 'rekentaal' genoemd.
Verschil in tempo
Kinderen in de kleuterleeftijd verschillen sterk in het tempo waarin zij zich getalbegrip en rekentaal eigen maken. Zij kunnen soms in korte tijd grote ontwikkelingssprongen maken. Achterstanden in het voorbereidend rekenen kúnnen, maar hoeven daarom niet per se een voorbode te zijn van latere rekenproblemen. Het is wel goed om op school te oefenen met kleuters in groep 2 die moeite hebben met getalbegrip en andere aspecten van voorbereidend rekenen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van telspelletjes. Dan zijn ze in groep 3 beter voorbereid op het formele rekenonderwijs.
Verhoogd risico op rekenproblemen
Als kinderen met één of enkele aspecten van voorbereidend rekenen moeite hebben is dit niet alarmerend. Pas als het kind met meerdere onderdelen moeite heeft én deze problemen niet overgaan na extra oefening kan sprake zijn van een verhoogd risico op latere rekenproblemen.
In de literatuur worden onder andere de volgende signalen bij kleuters genoemd:
• moeite met het vergelijken van hoeveelheden
• het niet in een keer kunnen overzien van kleine hoeveelheden
• niet vlot kunnen opzeggen van de getalrij tot 10
• moeite met synchroon tellen (tellen van voorwerpen door ze een voor een aan te wijzen)
• niet gemakkelijk resultatief kunnen tellen (bepalen van aantal voorwerpen)
• niet snel kunnen benoemen van vormen en kleuren
• een zwakke ruimtelijke oriëntatie
• moeite met het (na)bouwen van constructies van blokken of lego
• een gebrekkig richtinggevoel
• een zwak auditief geheugen
• moeite met rekentaal: begrippen die voor het latere rekenen belangrijk zijn
• geen interesse in puzzelen en in activiteiten met tellen
Basisschool
Rekenproblemen worden pas echt duidelijk als kinderen vanaf groep 3 formeel rekenonderwijs krijgen. De problemen van kinderen met rekenproblemen en dyscalculie kunnen erg van elkaar verschillen en door deskundigen worden dan ook diverse subtypen dyscalculie onderscheiden.
Hieronder wordt een aantal signalen bij kinderen in de basisschoolleeftijd genoemd die kunnen wijzen op dyscalculie. Daarbij geldt: hoe meer signalen, hoe groter de kans op dyscalculie. En: als intensieve extra instructie en oefening van het specifieke rekenprobleem niet leidt tot (voldoende) vooruitgang en er dus sprake is van een hardnekkig probleem dan is de kans groter dat sprake is van dyscalculie.
• veel moeite met het aanleren en vlot toepassen (automatiseren) van optellen en aftrekken tot 20, de tafels en telhandelingen. Kinderen met deze problemen blijven heel traag en vaak tellend rekenen en/of maken veel rekenfouten bij eenvoudige sommen
• veel fouten in het correct lezen en schrijven van getallen (bijv. 23 wordt 32)
• veel moeite met het inzicht in getalopbouw (wat is de waarde van 3 in het getal 235?)
• moeite met de volgorde van stappen bij ingewikkelde berekeningen (bijvoorbeeld bij grote vermenigvuldigingen of optel-/aftreksommen met tientaloverschrijding)
• veel moeite met opdrachten waarbij ruimtelijk inzicht een grote rol speelt
• het niet kunnen onthouden van rekenregels, symbolen (zoals % en <) en formules en moeite blijven houden met de rekentaalbegrippen
• moeite met klokkijken
• niet goed schattend kunnen rekenen door moeite met het overzien van hoeveelheden
• de rekenresultaten zijn vaak onvoorspelbaar en leiden tot onzekerheid waardoor het kind faalangstig kan worden, rekenangst kan ontwikkelen en een hekel aan rekenen krijgt

Informatie Jamara

JAMARA

Jamara is een rekenaanpak om kinderen alsnog, opnieuw of beter te leren rekenen.
De methode is ontwikkeld door Will Missot van het CNLS (htpp:\\www.cnls.nl).

Kinderen die op school vastlopen met rekenen en waar school eigenlijk de hoop al heeft opgegeven zijn gebaat bij Jamara.
Daar waar het op school mis gaat, pakt JAMARA aan. Om te kunnen rekenen moet je de volgende onderdelen van rekenen onder de knie hebben:

• Hoeveelheids- en getalbegrip
• Getalstructuur
• Automatiseringsvaardigheden

Deze onderdelen worden dan ook als eerste aangepakt bij JAMARA.


Bij JAMARA wordt er uitgegaan van de volgende punten:

• 1 eenduidige strategie
• zo concreet en dicht mogelijk bij het kind
• zo min mogelijk handelingen hoeven te verrichten
• zo min mogelijke talige rekenactiviteit
• koppeling hoeveelheidsbegrip en getalbegrip aanbrengen
• inzicht in getalstructuur aanbrengen
• op de juiste wijze leren automatiseren
• aansluiten bij de moderne rekenmethoden op scholen

De eerste sessie zal een "onderzoekssessie"zijn. Hierin wordt er naar verschillende onderdelen gekeken die eventuele leerproblemen in de weg zouden kunnen zitten.

• Vasstellen hoeveelheidsbegrip, inzicht in de getalstructuur en automatiseringstechniek
• Instaptoets om rekenautomatiseringsniveau te bepalen
• Bespreken uitkomsten
• Bespreken doelen
• Opstellen plan van aanpak

JAMARA gaat ALTIJD terug naar de basis, het fundament moet goed zijn om met grote getallen te gaan rekenen. Wanneer het fundament tot en met 10 goed is, gaat er pas verder gerekend worden. Per sessie wordt er dan ook gekeken of uw kind toe is aan een volgend niveau.

Jamara leert als enige rekenmethodiek het kind de juiste denkstrategie aan om tot automatiseren te kunnen komen. Het gaat er niet alleen om WAT er gedacht wordt, maar bij automatiseringstaken vooral HOE er gedacht wordt. Rekenzwakke kinderen doen dit vrijwel altijd op een verkeerde manier. Jamara revalideert het denkproces. Tijdens het oefenen worden er zgn. ankers aangebracht, waarop het kind kan terugvallen. Dit zijn de steunpunten binnen de rekenhandelingen waarmee het kind niet meer verdwaalt of de kluts kwijt raakt.

De eerste niveaus moeten goed beheerst worden door uw kind. Dit zal dan ook iets langer duren dan de volgende (hogere) niveaus. Bij JAMARA is het de bedoeling dat uw kind 1 keer in de 3 weken terugkomt bij ons om te laten zien wat hij/zij kan, en om eventueel verder te gaan naar een volgend niveau.

Thuis wordt er ook iets van u verwacht.
Per dag moet er 1 tot 2 maal geoefend worden. Dit duurt tussen de 5 en de 10 minuten per keer.
Daarnaast moet er het Jamaracomputerprogramma (Windows) aangeschaft worden
(kosten 43 euro). Dit computerprogramma moet gebruikt worden naast de concrete materiaaloefeningen.